Wokken – synoniem voor het iets minder tot de verbeelding sprekende roerbakken – bestempelt men steevast als ‘een fluitje van een cent’. Akkoord dat iedereen een min of meer eetbare wok kan fabriceren, desalniettemin duurde het bij mij enige jaren alvorens ik bepaalde kneepjes in de pols kreeg…
- Ik wok tegenwoordig nog op een gasvuur, na mijn verhuis deze zomer richting inductiekookplaat komt hier weliswaar verandering in.
- Hierbij maak ik gebruik van een halfronde stalen wok, gekocht in een Aziatische supermarkt voor € 9,95.
- De basis zijn uiteraard de groenten. Door mij geliefkoosde wokgroenten zijn all time klassiekers als courgette, paprika, champignons en sojascheuten. Thans gaat mijn zwak uit naar peultjes, groene asperges en venkel.
- Als al-dan-niet-vlees kies ik doorgaans voor kip, scampi of tofu. In mindere mate belanden varkens- of rundsvlees in de wok. Weinig creatief, dat besef ik. Een extra argument voor tofu is de ver in de toekomst liggende houdbaarheidsdatum.
- Koolhydraten meng ik minder en minder door mijn wok. Enkel met kant-en-klare noedels doe ik dat nog. Basmatirijst, nog te weken rijst- of eiernoedels, granen serveer ik nu liever naast (of eventueel half onder) het gewokte.
- Vroeger opteerde ik altijd ofwel voor kokosmelk, ofwel voor de combinatie van soja- en oestersaus. Tegenwoordig besef ik dat de beide combineren en aanvullen met een paar druppels sesamolie en vissaus de beste aanpak is.
- Wok kortstondig en op een pokkehoog vuur! Beetgaar is de boodschap.
- Van mijn collega Caroline leerde ik om de wok telkens af te werken met een knapperige touch: gesneden lenteuitjes, gefrituurde ajuin (jawel, zoals op de Bicky Burgers – zo te koop in de supermarkt), geroosterde cashewnoten, …