Wachten op robot

Ja, ook in ziekenhuizen mogen woordgrapjes gemaakt worden… Maar behalve het Koch lezen als remedie tegen spanning en onlogischerwijze tegelijk verveling, trekken de geluiden die uit de gang die ik niet kan zien weerklinken mijn aandacht.

Flipfloppende damesvoeten, voorbijrollende plastieken wielen, stemmen die bespreken of het bloed nu mag getrokken worden of dat lavement gezet, Plop en zijn medekabouters die het scherm in een belendende kamer vullen, …

En mijn hoofd lijkt al wat ijl te worden. Zonder slikken of spuiten. Gewoon door die ziekenhuislucht en een kamer die zo als filmdecor voor Lieven Debrauwer kan dienen.

Bertolt-Brecht-gewijs wachten, op een vierarmig wezen met een chirurg als ziel op afstand…

20120521-095814.jpg

Puberfietsen

Toen ik deze week op een ochtend een duo tienermeisjes voorbij zag fietsen, dacht ik: ‘Jaaaaaaaaaa, het is nog steeds zo…’.

Wat is nog steeds zo?

Wel, ter ere van jouw Plechtige Communie krijg je van mama en papa een nieuwe fiets. Niet meer zo’n kinderversie, maar eentje geënt op een volwassen lichaam. In principe kun je met deze fiets dus de rest van jouw leven verder, als je er een beetje zorg voor draagt.

Maar dan word je ineens 14/15/16 en blijft die Plechtige-Communie-fiets op stal. Want hoe kan je jouw street credibility garanderen zonder op een oude fiets rond te bollen? Zo’n fiets dien je eigenhandig in een ander kleurtje gestoken te hebben, met verf uit een spuitbus. Vervolgens horen er ook een aantal stickers op. In mijn tijd – jawel, I’m getting old – waren dat zo’n Studio Brussel exemplaar met het zwart-gele logo en een rode Humo-zelfklever.

Die tussenfase met de puberfiets heeft bij mij zo’n 10 jaar geduurd. Nu nader ik de 30 en rijd ik ineens terug op – je raadt het nooit – mijn Plechtige-Communie-fiets! :)

Van het kastje naar de…

Binnen een aantal weken word ik geopereerd door een robot. Rather creapy!

Maar wat mij nog meer zorgen baart, is dat op deze godverdomse bol niemand in staat lijkt om te antwoorden op de vraag of alle kosten voor de operatie terugbetaald zullen worden door mijn hospitalisatieverzekering (DKV via werkgever).

Specialist: ‘Geen probleem! Alle kosten worden terugbetaald.’
Personeelsdienst:
‘Uiteraard worden alle kosten terugbetaald.’
Chirurg: ‘Pas op, je zult wel nog ongeveer € 1.000 uit eigen zak moeten opleggen.’
DKV helpdesk persoon 1: ‘Robotchirurgie? Daarvoor moet je een medisch dossier indienen. Onze arts beoordeelt dan of er al dan niet terugbetaald wordt.’ (op een toontje van ‘Dat je dat niet weet, stom wicht! Dat behoort toch tot iemands algemene kennis!’)
DKV helpdesk persoon 2: ‘Geen zorgen maken. Operaties worden altijd terugbetaald’.
DKV helpdesk persoon 3: ‘Robotchirurgie? Daarvoor moet je een medisch dossier indienen. Onze arts beoordeelt dan of er al dan niet terugbetaald wordt. En ik weet ook niet waarom mijn collega het anders zegt, want ik ben mijn collega niet.’ (op een toontje van ‘Dat je dat niet weet, stom wicht! Dat behoort toch tot iemands algemene kennis!’)
Opnieuw specialist: ‘Maar dat is toch helemaal niet aan jou om een medisch dossier op te sturen! Jouw hospitalisatieverzekering betaalt normaal gesproken alles terug. En als ze niet akkoord zijn, dan is het aan hen om hierover een medisch dossier op te vragen. Zo zitten verzekeringen nu eenmaal in elkaar.’

Diepe zucht! Ik krijg er een punthoofd van. Na geconcentreerd speuren op www.dkv.be en ettelijke telefoontjes ben ik nog steeds niet wijzer geworden. Een simpele ‘ja’ of ‘neen’ – op papier wel, want een mens zou voor minder aan het twijfelen slaan. Meer vraag ik niet…

•••

UPDATE
Na nogmaals een interventie van de personeelsdienst is de kogel door de kerk…
DKV heeft per e-mail bevestigd dat mijn operatie volledig terugbetaald wordt.
Vreugdedansje!

Never make assumptions

Dat prent een goede vriend mij tot vervelens toe in… Maar het klopt! Als een bus. Want o zo vaak blijken onze assumpties niet meer dan dat zijn. Uitgaan van iets op basis van een vooroordeel, een gewoonte, een traditie. Ik noem het een gemakkelijksheidsredenering.

Gisteren lunchte ik ergens in Berchem. Aan het tafeltje schuin naast ons zat een man alleen, wel met zijn iPad als gezelschap. Hij scheen goed ingeburgerd te zijn in het restaurant: grapte met de ober, schudde handjes met verschillende habitués. De investeerder, veronderstelden mijn tafelgenoot en ik. Door een aantal uitspraken – en bijgevolg dus een portie luistervinken – concludeerden we dat deze assumptie alvast met een isgelijkteken naast de realiteit mag staan.

Maar toen kuierden een aantal parkeerheren voorbij, hun boetemachientje in de aanslag. Alle restaurantgasten keken toe hoe een aantal wagens – waaronder een Porsche – een boete onder de ruitenwisser geschoven kregen. De investeerder veerde nog recht, meteen daarna ging hij met een “Vergeefse moeite!” armbeweging terug zitten.

“Tja,” dacht ik, “een investeerder die zich een Porsche kan permitteren ligt vast niet wakker van een parkeerboete!”. Enkele gangen later vertrok deze meneer en stapte in… een Peugeot monovolume.

Nog maar eens bij de neus genomen door mijn eigen veronderstellingen!

GPS

In Taal is zeg maar echt mijn ding beschrijft Paulien Cornelisse de relatie met haar TomTom, eigenlijk Bram (de stemoptie van haar voorkeur) genaamd.

Communiceren met robots

Ik heb geen gevoel voor richting, maar moet op de raarste plaatsen verschijnen (in culturele centra in voorsteden van provincieplaatsen), dus als iemand een TomTom nodig heeft, dan ben ik het wel. Meteen bij het inschakelen moet je een stem kiezen, en voor het gemak hebben ze die stemmen namen gegeven. Ik heb gekozen voor de keurige mannenstem ‘Bram’, eigenlijk alleen omdat mijn broer ook zo heet.
Bram zegt maar heel weinig verschillende dingen. ‘Na zeshonderd meter: bestemming bereikt.’ ‘Hou links aan.’ ‘Neem de afslag, daarna, ga de snelweg op.’ Grammaticaal soms wat merkwaardig, maar wel heel begrijpelijk.
Nu is het gekke dat je toch direct het gevoel hebt dat er iemand in de auto zit die meedenkt. Soms roep ik terug: ‘Jahaa, ik hou toch al links aan?!’ Of vriendelijker: ‘Nu weet ik het wel, Bram.’ Ik weet dat hij mij niet begrijpt, maar blijkbaar is taal toch sterker dan logica. Praten is denken, voelen, communiceren; zo zit het er bij ons ingebakken. Met een robot kunnen we eigenlijk niet omgaan.
Ik merk dat Bram mij soms ontroert. Als ik verkeerd ben gereden, dan zegt hij heel rustig, om me niet op te fokken: ‘Probeer om te keren. Probeer om te keren.’ En als ik dat dan niet doe, dan wordt hij niet geïrriteerd – ‘Ik zéi: probeer óm te keren!’ Nee, Bram denkt ook dan nog mee. Na een tijdje zegt hij volstrekt neutraal: ‘Neem de eerste afslag links, meteen daarna weer links.’ Hij wordt nooit boos, is nooit gekwetst. En als hij zegt: ‘Bestemming bereikt,’ dan lijkt hij haast trots op me.

Zelf let ik niet zo hard op het taalgebruik van mijn GPS – in de Woordkramerij van Klara’s Espresso zo lief herdoopt tot afslagsouffleur. Wat mij wel intrigeert, is het voorspelde
aankomstuur. Stel: we vertrekken vanuit Gent richting Sint-Martens-Voeren en de GPS schat om 14u25 aan te komen. Dan staat de ganse rit in het teken van die deadline halen. Ik por de chauffeur aan om net iets sneller dan toegelaten te rijden – desalniettemin steeds de correctie van flitsers in gedachten zodat je boeteveilig bent. Of ik trap zelf iets harder op het gaspedaal. Want zo win je minuten…

En wat doe je met die gewonnen minuten? Twee opties. Ofwel niets en dan ligt het genot in vroeger dan voorzien de bestemming te bereiken. Ofwel ruil je de gewonnen minuten in voor pauze: een tankbeurt, even de benen strekken, iets kopen in de wegwerpwinkel (want zo benoem ik al sinds mijn kindertijd de Carestels van deze wereld), … Zo kom je dus nog steeds om 14u25 in Sint-Martens-Voeren aan. Daar is het allemaal om te doen.

Doorgaans doe ik wat luchtig over mijn GPS-afwijking, alsof het het spelelement is dat de rit aangenamer maakt. Maar eerlijkshalve moet ik toegeven dat het bittere ernst is. Bloedserieus. Daarom rijd ik liever zonder.