Alles is OKÉ

Een boek van Ivo Victoria

2020 was totnogtoe het jaar van de blitse leesstart en de coronapauze, en misschien ook wel het jaar van de Nederlandse auteurs… Met Moord op de moestuin hervond ik mijn leesflow. Zo welgemeend zelfs dat ik niet kon wachten tot de wijkbibliotheken terug open zouden gaan op dinsdag 2 juni en voor het eerst ooit een e-book kocht. Mijn tweede roman van Ivo Victoria, vier jaar geleden las ik – voornamelijk getriggerd door de titel – al Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won (en dat het me spijt).

Ik wil het Nederland vs België ding niet groter maken dan het is, maar het toeval wil dat de in Edegem geboren auteur tegenwoordig in Amsterdam woont en werkt. Just saying.

Dit boek draagt als ondertitel ‘Een zoon wil zijn moeder nog één keer laten schitteren’. Ivo Victoria omschrijft als lijdzaam toeziende zoon hoe de ziekte Alzheimer de geest van zijn moeder langzaamaan inpalmt en welke gevoelens dit in hem opwekt. Nu is zijn moeder tachtigplus, lust ze iets te graag een glas wijn en herinnert ze zich plots niet meer dat haar zoon samen met zijn gezin uit Amsterdam op bezoek zal komen. Ooit was ze net zoals mevrouw Stevens een godsdienstlerares in de gemeentelijke basisschool, een trotse dame met een statige coiffure en elegante pianovingers die de dorpse herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog nog met zich lijkt mee te dragen.

De achteruitgang door Alzheimer wordt afgewisseld met scènes uit één groots verhaal dat zijn moeder vaak tijdens het avondeten met veel vuur verteld heeft: mevrouw Stevens besluit om het hoofd te bieden aan de pesterijen van schooldirecteur Pauwels – die omwille van een familievete daterend uit de de oorlog kiest om haar het leven zuur te maken. Intiem en grotesk wisselen elkaar af.

Eén detail brengt mij wel in de war. Wanneer hij schrijft over mevrouw Stevens, lijkt haar gezin te bestaan uit moeder, vader (ook wel de man die haar gelukkig maakt) en hemzelf. Ik citeer: “Maar toen ze enkele gelukkige jaren later, kort na haar huwelijk, in verwachting raakte van wat haar enige kind zou blijken te zijn, had ze haar loopbaan abrupt afgebroken.” Even later duiken in een anekdote over een home video aan zee ook broer en zussen op. Ik maak het te complex en verwacht mij aan een sensationele wending in de familiegeschiedenis, alleen moet de conclusie simpelweg zijn dat mevrouw Stevens en de moeder van Ivo Victoria niet 100% dezelfde persoon zijn.

Tot slot nog even over de titel: die verwijst naar de gewoonte van zijn steeds sneller vergetende mama om zaken bij te houden in een dagboek, haar agenda en op post-its. ‘Alles is OKÉ’ leest hij in haar agenda op dag dat ze met zijn broer en zussen (daar zijn ze opnieuw) een gezamenlijk etentje organiseren in haar appartement. Mooi zo.

Moord op de moestuin

Een boek van Nicolien Mizee

Lezen is bij mij altijd iets onvoorspelbaars geweest… Sommige periodes verslind ik boeken, even later krijg ik geen bladzijde meer omgedraaid. Het kostte me nogal wat moeite om IJstijd te finishen en daarna ontbrak elke zin in lezen. De quarantaine bracht bij mij geen creatieve of contemplatieve buien. Ik zal deze periode vooral herinneren door het totaal gebrek aan me time of mentale ruimte om met ‘projectjes’ bezig te zijn. En dan ineens kon ik zaterdag een reservatie ophalen in de wijkbibliotheek van Mariakerke. Gezien ik nu niet in De Krook maar thuis werk komt het goed uit om boeken te kunnen ontlenen op dezelfde site als de nieuwe school van onze peuter Georges. Ik kwam thuis en las de eerste pagina’s. En voor ik het wist sloeg ik het uitgelezen boek een dag later dicht…

Dan volgt nu het moeilijkste deel. Waarom dit keer wel? Tja, waarom?

Ik sloot de review van IJstijd af met een licht voornemen om na vier boeken van Nederlandse auteurs in 2020 eens over te schakelen naar een landgenoot. Dat is er dus niet van gekomen: veel Nicolien’en lopen er in België niet rond. Ik zocht inderdaad opnieuw mijn gading bij onze noorderburen. Toegegeven: eigenlijk wou ik ‘Cruise’ van Christophe Vekeman lezen, maar dat boek bleek niet beschikbaar in de wijkbib van Mariakerke.

Terug naar het waarom. Schrijfster Judith trouwde na haar veertigste met Thijs, die drie dagen na hun huwelijk een hartaanval krijgt en vervolgens een lastige revalidatie doormaakt – deels omdat hun buren net op dat moment besluiten om grondig te verbouwen. Zus Cora bedenkt een plan: met hun vieren (inclusief Cora’s man Ab) zullen ze tijdens de zomermaanden een huisje in het groen huren om Thijs in alle rust te laten herstellen. Per toeval – of niet – komen ze terecht op landgoed Groenlust van hun uit het oog verloren jeugdvriendinnen Anna en Fiep Lanssens. Groenlust bestaat uit een groot huis (zeg maar kasteel), een boswachtershuisje en tien volkstuinen.

Even focussen op de twee zelfstandige naamwoorden in de titel. Laat me beginnen met moestuin. Dat spreekt voor zich: Judith gaat in op het voorstel om voor de duur van hun verblijf een braakliggende volkstuin te huren en te moestuinieren. Moord: vanzelfsprekend zal ik niet spoilen wie er precies het loodje legt, alleen vind ik deze atypische whodunit heerlijk om te lezen. Kleine details als de kabouterdiscussies tussen Cora en Thijs bijvoorbeeld. En volgens mij eet en kookt Nicolien zelf bijzonder graag, want ze kan de gerechten die op tafel komen ongelofelijk smakelijk omschrijven. Vooral de groene kool farci maakt indruk.

Misschien zou ik deze wel in beelden willen zien, alleen wordt het vermoedelijk lastig om niet over the top te gaan met cast en decors.

Gebrek is een groot woord

Een boek van Nina Polak

Bij ‘Gebrek is een groot woord’ kwam ik uit door mijn leesresearch eens wat verder uit te breiden dan De bende van het boek… Welke boeken loofde de boekenclub van De Wereld Draait Door de voorbije jaren? En welke meesterwerkjes stonden op de longlist van de Libris Literatuurprijs? Zo land ik bij ‘Gebrek is een groot woord’, de Libris longlist van 2019. Zij die mijn leesgewoonten intussen kennen, weten ook waarom: sprekende titel en dito cover.

Schrijfster Nina Polak voert als hoofdpersonage Nynke Nauta – met als nickname Skip – op, de Amsterdamse keert na zeven jaar zeilen op zee terug naar haar stad en worstelt met het leven dat ze achterliet: haar overleden moeder, haar ex-vriend Bjorg en het welgestelde gezin Zeno dat zich als een surrogaatfamilie opwerpt.

Wellicht komt het door het gordeldier op de flap, maar de eerste pagina’s waan ik me in een fabel – je weet wel: zo’n verhaal waar de dieren spreken. Skip Nauta, Lood en de Zeno’s, het duurt even vooraleer ik het vermenselijk en eigenlijk zeg ik hiermee ook dat het wat tijd vergt om in het verhaal te komen. Eenmaal mee, dan ben ik voor de volle honderd procent mee. Dat wel.

Nynke, Skip, Nijn. Veel namen voor één jongedame die naar mijn aanvoelen haar best doet om in een modaal Amsterdams leven te passen. Alleen lukt het haar niet om lang genoeg te proberen, om te blijven. Als het haar teveel wordt, dan verruilt ze land voor water en gaat ze aan boord als scheepsmaatje… Wind in de zeilen.

Nina Polak stamt uit 1986, dat betekent dat ik drie jaar ouder ben. Met auteurs heb ik een beetje hetzelfde als met topsporters: als je op een bepaald moment beseft dat die voetballer of veldrijder 15 à 20 jaar jonger is, dan voel je je ineens oud. Bij schrijvers is het doorgaans iets minder erg, maar ik kan wel eindeloos respect voelen voor dames of heren met minder jaren op de teller die naar mijn mening doorleefde teksten produceren. O ja, en verbonden zijn aan De Correspondent – ‘een dagelijks medicijn tegen de waan van de dag’, oftewel ijzersterke Nederlandse journalistiek – helpt tevens om wat extra credits te krijgen.

Zomervacht

Een boek van Jaap Robben

Don’t judge a book by its cover, daar doe ik niet altijd aan mee. Een aantrekkelijke cover – hetzij met een illustratie, hetzij met een foto – kan mij wel degelijk overtuigen om een boek ter hand te nemen. Bij Zomervacht gaat het om een close-up van een dode wesp. Rest de vraag wie gestoken wordt… O ja, en het feit dat ik ook van Jaap Robbens Birk genoot legt vanzelfsprekend extra gewicht in de ‘want to read’ weegschaal.

In tegenstelling tot bij Drift voel ik het bij Zomervacht meteen: de drang om na de eerste pagina aan één stuk door verder te lezen tot de plot. Tijdens de openingsscène besef je instant dat je in een soort De Helaasheid Der Dingen – of misschien wel de familie Flodder zonder villa – terechtgekomen bent.

De 13-jarige Brian leeft samen met zijn vader Maurice (en dus zonder zijn moeder) in een stacaravan die ergens in de buurt van Saint-Arnaque op een afgelegen stuk grond staat. Naast vader en zoon wonen daar ook de zonderlinge broers Henri en Jean, af en toe aangevuld met één of meerdere huurders. Saint-Arnaque blijkt een fictief plaatsje dat zich in het hoofd van Jaap Robben vermoedelijk ergens in Wallonië of Noord-Frankrijk bevindt. Hierbij baseer ik mij eveneens op de namen van de hoofdpersonages (Brian niet te na gesproken), want in Nederland zouden we wellicht eerder met ene Sjoerd of Ferry Bouman te hebben.

Zomervacht leest als een papieren tijdbom. Wanneer vader Maurice besluit om samen met Brian een paar weken voor zijn andere zoon Lucien te zorgen, weet je dat het fout zal lopen… Rest de vraag wanneer.

Lucien is trouwens niet zomaar de andere zoon van Maurice en de broer van Brian. Eerstgeborene Lucien kwam ter wereld met een stevige beperking en discussies over de zorg voor dit zorgenkind lagen aan de basis van de scheiding tussen zijn ouders. Vreemd genoeg spraken de ex-en af om elk voor één kind te zorgen.

Tot zover de theorie: wanneer Lucien in de stacaravan arriveert, blijkt Maurice – net zoals bij de sporadische bezoekjes aan de instelling waar Lucien normaliter verblijft – zo vaak als mogelijk te ontsnappen. Bijgevolg staat de tengere Brian er vaak alleen voor met een veel zwaardere en bij tijden onvoorspelbare kerel van zestien. Gelukkig komt tijdelijke huurder Emile af en toe stiekem helpen, uit sympathie voor Brian. Meeleven met Brian kost mij geen enkele moeite, al maakt hij als jonge tiener logischerwijs vaak foute keuzes / afwegingen.

De bom tikt en om te weten of en op welke manier die ontploft moet je Zomervacht lezen.

Drift

Een boek van Bregje Hofstede

Zoals wel eerder liet ik mij voor dit boek inspireren door De Bende Van Het Boek – en de tot de verbeelding sprekende cover trok mij definitief over de streep… Bij De Bende haalde ‘Drift’ zelfs hun eindejaarslijstje met Nederlandstalige aanraders, geen idee of de positie bovenaan de lijst ook voor een nummer #1 plaats staat.

Ik zal meteen met de deur in huis vallen… Bij mij was het geen echte match. Eens de cover voorbij merkte ik dat het ‘werken’ was om tot op de laatste pagina te geraken.

Hoe komt dat? Misschien ligt het voor een stuk aan het feit dat 2019 eigenlijk totaal geen leesjaar was. Mijn Goodreads reading challenge stel ik de voorbije jaren steevast in op twaalf boeken – oftewel eentje per maand – en vorig jaar landde ik slechts op de helft. Met onder die zes boeken zelfs nog twee non-fictie exemplaren… Maar toch, ik raakte wel volledig in the flow bij Noord of Kleine brandjes overal en dat gevoel miste ik geheel bij ‘Drift’.

Anderzijds merkte ik dat ik geen band opbouwde met het hoofdpersonage, een jonge vrouw genaamd Bregje die na een relatie van tien jaar met een rugzak vol dagboekjes vertrekt om zich vervolgens nomadisch door Brussel te bewegen. Op zoek naar waarom ze haar ware en ogenschijnlijk ideale (schoonzoon) liefde laat zitten. Teruglezend in al haar schrijfsels, haar uitlaatklep als jongedame die zich laaft aan kunst. Ze werkt in de antiekwereld en debuteert als romanschrijfster van ‘Welp’ – waarvan we telkens enkele pagina’s te lezen krijgen.

Uiteraard onderken ik dat Bregje goed en raak schrijft, alleen slaagt ze er niet in mij te raken. Het verwondert mij zelfs, omdat ik net als Bregje van schrijven hou. Soms vertellen mijn typende vingers onbewust meer dan ik ooit zal uitspreken. Ik ben een vrouw van het geschreven woord. Net zoals Bregje.

Voor de duidelijkheid: ‘Drift’ is geen autobiografie, niettemin autofictie of fictie die autobiografische elementen bevat. Dan stel ik me instant de vraag ‘Dewelke?’ en ik gok op het zelfgenaaide panterpak.