Bij een droomvolle overnachting in Hotel Rêverie op de top van de Rodeberg hoort een eetadresje waarbij ‘top’ tevens in de mond genomen mag worden. En wie is beter geplaatst om hieromtrent te adviseren dan de vanuit Dranouter opererende topchef Kobe Desramaults? In De Wulf overstijgt helaas ons beschikbare budget voor die avond, dus dan maar op zoek naar de plekken waar hij zelf graag eet. Bronnen genoeg: een artikel in Het Nieuwsblad, het Where Chefs Eat boek en de bijhorende app (met dank aan Geert om doorgeefluik te wezen), beiden nogmaals bevestigd door een Dagelijkse Kost reportage. Jawel! We gaan naar Herberg In De Zon.
Zoals dat bij mensen niet anders is, kan het ook met een restaurant meteen klikken. Als mijn meneer en ikzelf dan nog eens eensgezindheid voelen, kunnen we niet anders dan vertrokken zijn voor een geslaagde avond. Het interieur springt instant in het oog: dit voormalige café is tot restaurant verworden, en hoe. Het kader gewaagt van een ‘authenticiteit’ waar geen hipsterpoging aan kan tippen: hier is ieder meubelstuk, iedere decoratie en ieder tafelvoorwerp antiek of minstens in lijn en dus erg goed over nagedacht. In de kantlijn misschien nog een detail, maar bij In De Zon valt geen stofje te bespeuren. Geen vuiltje aan de lucht of welk antiekstuk dan ook. Niet altijd evident in van die eerder ‘bruine kroegen’ of andere horeca die gezelligheid ambiëren / pretenderen.
We twijfelen gi-gan-tisch lang over onze eetkeuze. Enige research had ons bij de voorbespreking – ja, want dat doen wij als wij door Heuvelland wandelen – vooral in de richting van côte-à-l’os (€ 49,50 voor 2 personen) geduwd. Die maakt overigens deel uit van een menuformule (€ 45) met voor- en nagerecht. Wanneer ik echter al die authentieke – of noem het gerust jeugdsentimentele – gerechten op kaart zie staan, ben ik toch eerder geneigd om mijn keuze om te gooien. De wederhelft merkt dat vanzelfsprekend op… Hij volgt mij in de Picon Maison als aperitief en in mijn drang naar à la carte.
We landen op de carpaccio van tonijn met parmezaanse schilfers (€ 14) en paardenentrecôte gebakken in hoeveboter (€ 22) voor hem, merpijp met toast en fleur de sel (€ 9) en karnemelkstovers met gepocheerd ei en grijze garnalen (€ 16) voor haar. Ik hoor het sommigen al denken… Mergpijp? Karnemelkstovers? Ja, als ik voel dat dat de lijn van de keuken is. Bovendien lustte ik als kind geen mergpijp en waren zowel mijn moeder als mijn zus er dol op – tot de dollekoeienziekte uiteraard. Bij stovers hebben zowel mijn vriend als ik fijne grootmoederherinneringen en als Jeroen Meus hier een reportage over dat onderwerp draait, moet dat wel de USP van In De Zon zijn.
Bij onze picon komt een dienblad met daarop duidelijk huisgemaakte paté, varkensrillette, smout, augurken, zilveruien en prima boter. Daarnaast zien we de dienster op een door de tijd doorgebogen kapblok (inclusief houten koeienkoppen) bruin brood uit een koffer halen en snijden. We houden ons enigszins in, want we zijn die namiddag tijdens het wandelen al gestopt voor een pannenkoek en in de vooravond bij Den Ekster in Dranouter voor een biertje en een (buitenproportionele) portie boerenpaté. De producten op de de plateau zijn echter zo puur dat we er niet af kunnen blijven… Wat een paté! Wat een smout! Wat een boter! Wat een al de rest! En dan moeten we nog onze eigenlijke gerechten krijgen.
Dan volgen de voorgerechten. Mijn vriend krijgt een verfijnd bord met flinterdunne schijfjes tonijn, groene olijven, parmezaan en verse kruiden. Ik proef en ben net als hem enthousiast. Voor mij liggen – en het contrast kan wel tellen – drie gehalveerde beenderen inclusief merg, daarbij worden nog een paar sneetjes getoast brood en fleur de sel geserveerd. De eerste geur die in mijn neus slaat, katapulteert mij vliegensvlug terug naar mijn kindertijd. Ik weet dat ik voorzichtig moet proeven en dat is best wel een raar gevoel als alleseter en zelfverklaarde foodie. Je denkt dat je na al die jaren reeds wat smaakervaring opgebouwd hebt en dergelijke dingen ook wel aan moet kunnen – al is het maar voor de ervaring. Niet dus! Het lukt mij simpelweg niet om dat merg naar binnen te spelen. Ik. Lust. Het. Niet. Meer zelfs, ik word letterlijk misselijk van de geur. Zo erg dat mijn vriend de dienster beleefd vraagt om mijn bord weg te nemen. Ik excuseer mij uiteraard, maar kan het echt niet helpen. De pil wordt nog bitterder als ik aan andere tafels mensen enthousiast op de mergpijpjes zie vliegen. Het spijt me, liefste In De Zon.
Op naar het hoofdgerecht dan maar… Mijn honger is eerlijk gezegd wat gaan liggen, wellicht door een combinatie van de historie van de dag, het gevulde dienblad en de merggeur. Gelukkig zit het serveertempo bij In De Zon net goed. Ondanks deze foute keuze blijft de sfeer optimaal. Inmiddels zijn we overgeschakeld naar een karaf witte huiswijn en zal mijn vriend voor bij zijn paardje dan nog de switch maken naar rood.
Voor het volgende hoofdstuk krijg ik een diep bord met karnemelkstovers, gepocheerd ei en grijze garnalen voorgeschoteld. Tegelijk verschijnt de paardenentrecôte voor mijn vriend. Naast het bord komt een vrij grote kom vanzelfsprekend verse frieten te staan, in het bord staan twee andere kommetjes: eentje met boontjes, erwten, ovengegaarde tomaatjes en net iets te veel grof zeezout, plus eentje met de resten van een bouquet garni (ajuin, look, laurier, rozemarijn, …). Van het laatste wordt hij bijna lyrisch en ook het paardenvlees is van een ongekende kwaliteit. Helemaal anders dan de dikke paardjes die we bij De Kuiper in Vilvoorde gewoon zijn, maar daarom zeker niet minder lekker. Meneer vraagt zich af of het onbeleefd zou zijn om toch een beetje mayonaise te vragen. We zijn tenslotte Belgen, dus stel ik hem voor om dat ook zo te formuleren “Zou het onbeleefd zijn om een beetje mayonnaise te vragen?”. Blijkbaar helemaal niet!
Mijn karnemelkstovers zijn inderdaad hemels. Vol van smaak, perfect in combinatie met de eitjes (want het blijken twee stuks te zijn, bijgevolg meervoud) en de grijze garnalen. Ik ben erg tevreden dat ik de gepelde garnalen boven de abdijkaasoptie verkozen heb. Zelfs inclusief alle beste willen van alle mogelijke werelden krijg ik deze portie niet op.
Eindconclusie moet wellicht zijn dat je bij In De Zon eigenlijk geen voorgerecht behoeft als je geen stevige eter bent, zeker omdat de meeste gerechten wel als vrij zwaar catalogiseerd kunnen worden. En toch vind ik het voor zo’n gelegenheid fijn om op een zaterdagavond ietwat langer en uitgebreider te tafelen.
Na de maaltijd komt eigenaar Dirk even een aanknopingspunt voor een gesprekje zoeken en dat heeft mijn übersociale vriend uiteraard snel gevonden: antiek. Ze drinken samen nog een Sint-Bernardus Triple van ’t vat, ik zwicht voor de limoncello. Fijne mens, fijnere praatjes, fijnste avond. Genoeg superlatieven voor één blogpost. In De Zon zie ik in zijn categorie als absoluut het allerbeste wat we de laatste maanden gegeten hebben. Familie en co zijn alvast gemobiliseerd voor een herhaalbezoekje…
Bedankt voor de onrechtstreekse tip, Kobe!