The Black Box Revelation afgelopen dinsdag in de Vooruit, Gent. Ik stond erbij en ik keek ernaar… Naar Jan Paternoster met zijn gitaar en unieke stemgeluid. Naar Dries Van Dyck met zijn drumstel. Maar bovenal naar het publiek met zijn dynamiek… Geen idee waar deze fascinatie vandaan komt; ik kan enkel vaststellen dat mijn aandacht tijdens een concert minstens evenredig verdeeld wordt tussen wat er zich op en wat er zich voor het podium afspeelt. Hiermee wil ik zeker de prestatie van de muzikanten niet tenietdoen. Integendeel… Hoe straffer de set, hoe boeiender het gadeslaan van de fans.
Het begint allemaal met het vullen van de zaal: eerst met mondjesmaat, daarna iets vlotter om uiteindelijk qua bevolkingsdichtheid het label “uitverkocht” te verdienen. Tijdens het voorprogramma schuifelt iedereen nog wat in het rond met als ultieme doel dat plekje van de persoonlijke voorkeur in te palmen. Maar eens het eigenlijke optreden aanvangt, zijn de enige motivaties om die te verdedigen vierkante meter nog te verlaten 1) de bar, 2) het toilet of 3) het rokersterras.
Daarna gaat de dynamiek over naar een volgende fase: Wie vervoegt de eenzame enthousiasteling op de eerste rij in zijn gezang / geroep / geklap / gestamp? Eens die groupie wat medestanders gemobiliseerd heeft, verspreidt de uitbundigheid zich als een lopend vuurtje (soms mooi verletterlijkt door oplichtende aanstekers) doorheen de zaal. Uiteraard maximum tot aan de PA – want volgens mij bestaat er een ongeschreven regel dat inlevingsvermogen tussen de PA en achterin de zaal not done is.
Maar dan komt het hoogtepunt voor spotters van publieksdynamiek: het klapgedrag! Wie beslist of het [klap–klap–klap] / [klap-klap-nx-klap-klap-nx] of nog iets anders wordt? Zijn dat de bandleden, een inventieve fan of een combinatie van beide? De eerste helft van de zaal doet gewillig mee; de tweede helft bekijkt de eerste. Soms verandert het klapritme, soms wordt dat aangevuld met een extraatje (zoals gestamp, keelgeluid of lichteffectjes). Vaststaand is dat het klappen op een bepaald moment ofwel geleidelijk uitsterft ofwel abrupt stopt. Rest de vraag op basis waarvan we al dan niet en masse beslissen om het klappen te staken – behalve dan dat volhoudertje dat per se tot het einde van het nummer wil doorgaan, maar toch vroegtijdig afhaakt wegens een toenemend gevoel van onbehagen.
In de slotfase sluiten de muzikanten een nummer ineens af met een meer dan gemiddeld lange outro en quasi automatisch borrelt bij de concertgangers het verzet op tegen het voorbij zijn. Want wij willen meer / more / bis… Eventjes volhouden tot het wederoptreden volgt met doorgaans minstens één greatest hit – in het geval van The Black Box Revelation vanzelfsprekend “Never alone, always together”. Bij het tweede staakt-het-jammen wachten op de woorden “U was een fijn publiek!” om zich daarna gedisciplineerd richting uitgang te begeven.
Een lege zaal, een volle nacht, een deuntje blijft wat hangen in mijn hoofd.
Nagenietend van Jan, Dries en die ongeveer 1000 andere artiesten.