Sint-Sixtusabdij Westvleteren

Toen we afgelopen weekend tussen West-Vlaamse afspraak A en West-Vlaamse afspraak B een lunch moesten scoren, dacht ik ineens aan mijn oma. Zij vertelde onlangs hoe ze soms fietst tot bij de paters van Westvleteren (16 km enkele rit, kranig voor een 79-jarige dame). Tijdens haar laatste bezoek paste ze voor de trappist; ze hield het bij een simpel pintje en een stuute met gerokte espe (boterham met gerookte ham).

We parkeren tegenover de abdij en zien meteen waarvoor de paters die ‘bouwstenenboxen’ gebruikten: een gloednieuwe vleugel van hun Sint-Sixtusabdij. De eigenlijke abdij is echter niet toegankelijk voor bezoekers. Wat behoort dan wel tot de mogelijkheden? Het – cliché, cliché – natje en droogje in ontmoetingscentrum In De Vrede met de informatieruimte Claustrum. Een wandeling rond de abdij met een stop aan de grot, alwaar men een kaarsje kan branden om Maria te pleasen.

Het blijkt nog behoorlijk rustig in In De Vrede zo rond het middaguur. Op de kaart staat precies wat wij nodig hebben: een boterham met gerookte ham en een Trappist Westvleteren Blond (5,8°) voor hem, een boterham met paté en een cola light voor haar.

Niet veel later lachen twee stevige sneden boerenbrood met boter en lekker breugheliaanse rauwkost (sla, komkommer, tomaat, augurkjes, zilveruitjes) in ons gezicht. Op het brood ligt bij mij een gigantische plak paté – wat bij de slager wellicht een weekportie voor een doorsneegezin is; bij mijn vriend smakelijke sneetjes gerookte ham. Een perfecte lunch met een nostalgisch kantje!

De overkant nipt ook tevreden van de trappist en denkt meteen aan een voorraad inslaan, maar dat is buiten de paters gerekend… Bakken trappist moeten sowieso gereserveerd worden. Een habitué naast ons – overigens in het gezelschap van 4 chiuaua’s in een mand en ook nog wel een vrouw – vertelt ons na overleg met de dienster dat er misschien terug bier zal zijn (niet per bak maar per flesje dan, veronderstellen we) om 13u30. Zoveel geduld en goesting in trappist hebben we daarentegen niet.

We wandelen nog even tot bij de grot en kopen voor het democratische bedrag van € 0,40 een kaarsje om bij Maria op goede voet te staan.

Door voorspoed zullen we overspoeld worden, geloof me!

Het museumwezen

De voorbije weken en bij uitbreiding maanden bezocht ik behoorlijk wat musea (MSK, Huis van Alijn, MIAT, Design museum Gent, …). Uiteraard uit interesse en tevens bij wijze van conditie-opbouw tijdens mijn ziekteverlof. Vaak op een weekdag, vaak als lonely visitor naast een groep kleuters, mindervaliden of een paar verdwaalde toeristen.

Tijdens dat door zalen struinen en cultuur inademen, drongen twee gedachten zich op.

What about the money?

Wie betaalt in godsnaam de infrastructuur, de mensen en alles daarrond wat ik nog vergeet? Het MSK is bijvoorbeeld tot in de puntjes gerestaureerd, het SMAK imponeert als omhelzing van oude en nieuwe architectuur. Het baliepersoneel, de suppoosten, het creatieve personeel, … Uiteraard ken ik het bestaan van subsidies en sponsoring.

Maar toch.

Het maximumbedrag dat je in een Gents museum betaalt, is € 6 als individuele bezoeker. Wanneer je met portemonnee aan de tickettoog verschijnt, lijkt men als het ware een verwoede poging te doen om je in een reductievakje te plooien. Woon je in Gent? Weet je dat je op zondagvoormiddag gratis toegang krijgt als Gentenaar? Ben je jonger dan 26?  Als 29-jarige Gentse betaal ik doorgaans € 3,75. Een prul, ik betaal meer voor een belegd broodje – op de Olympische Spelen zelfs een pint.

Jawel, musea moeten democratisch zijn en niet te ver van het brede publiek staan. Al kan ik mij moeilijk voorstellen dat voor een modaal gezin (papa, mama, zoon 10 en 1m50, dochter 6 en 1m20) dat pakweg € 100 betaalt voor een dagje Bellewaerdepark die € 12 voor het STAM een budgetbarrière vormt.

Ik pleit hier niet per se om de toegangsprijzen op te trekken. Alleen leeft er bij mij enige bezorgdheid over of dit een businessmodel haalbaar blijft…

Red de suppoost! 

En dan de suppoosten, ze staan of zitten gewoonlijk in de hoek van een zaal. Wat rond te kijken, een kruiswoordraadsel in te vullen of stiekem met een collega in een belendende zaal te fluisteren. Soms merken dromerige bezoekers ze zelfs niet eens op.

Jawadde, dat moeten lange dagen zijn voor die mensen! Hoe zou ik die uren enigszins nuttig besteden? Waarmee ik niet wil beweren dat de suppoosten van deze wereld onzinnig werk verrichten; multitasken is nu eenmaal des vrouwen… Een boek lezen, als dat tenminste toegelaten wordt door de museumdirectie? Hersenspelletjes, kwestie van de geest wat scherp te houden? Of gewoon dromen?

Zou er geen elegantere optie bestaan voor het aloude beroep van suppoost?
Of zou hun functie niet deels of geheel herdacht kunnen worden?

Laat hen bijvoorbeeld onderdeel zijn van een interactief element in het musea! Ze geven jonge bezoekers tips bij een quiz die als rode draad door het museumparcours loopt. Of heroriënteer hen als vervanger van de audioguide, een van-vlees-en-bloed-versie.

Geen eenvoudige opgave, maar met z’n allen geraken we er wel uit…

Eat Love Pizza

Via de independent hotspot guide NewPlacesToBe kwam ik terecht bij Eat Love Pizza, the pizzeria that lets you taste the difference gevestigd op de Gentse Ajuinlei. Het interieur dat voor 90% uit OSB-platen bestaat ziet er veelbelovend uit, de reacties op Twitter blijken nogal lauw. De website vertoont wat kuren, maar ik laat mij niet ontmoedigen.

We zijn al een eindje binnen wanneer ik ineens besef dat deze pizzeria de omgebouwde feestzaal is van de Mineral – lang een gevestigde restowaarde in Gent, onlangs even pop-up The Fat Cow, nog onzeker qua toekomst. Topinterieur, zo’n beetje grootstedelijk!

Foto: www.newplacestobe.com

Zowel mijn wederhelft als ik gaan voor pizza. Hij kiest voor pizza parma, de meest mannelijke pizza op de kaart volgens de serveerster. Mij zegt die 50/50 mogelijkheid wel wat; de originele namen herinner ik mij echter niet meer. Mijn eerste helft (Eliette of zo) met pikante tomaat, rode ui, ansjovis, zwarte olijven; mijn tweede helft met scamorza (gerookte kaas), aubergine, courgette, rucola.

We besluiten om het na het vaderdagaperitief alcoholloos te houden. Dus bestellen we een grote fles Chaudfonteine en een limonade Eat Love. Het drankje met gember en limoen smaakt intens, al vind ik € 3,5 wel wat veel voor zo’n klein teugje.

Wanneer de pizza’s voor onze neus staan, kijkt het lief enigszins beteuterd: mijn pizza ziet er logischerwijs minder saai uit. De bodems zijn bovendien flinterdun en bijgevolg behoorlijk anders dan bij een klassieke Italiaan. Mij bevalt deze luchtige interpretatie van een pizzabodem wel. Doorgaans heb ik wel wat moeite met pizza: ik bestel het quasi nooit op restaurant, omdat ik – nochtans een behoorlijke eter – altijd minstens een kwart moet laten liggen wegens oververzadigd. Initieel dacht ik dat dit bij Eat Love wel zou lukken, helaas vecht ik in de helft alweer met mijn eetlust. Onverklaarbaar, want met Turkse pizza of diepvriesexemplaren van Dr. Oetker heb ik dat niet voor. Het lief vecht eveneens, maar dan met zijn te zwaar belegde binnencirkel waardoor deeg, kaas en tomaat tot een onappetijtelijk uitziend mengsel zijn verworden.

Wanneer hij mij vraagt “Zou je hier nog terugkomen?”, dan weet ik dat hij subtiel een negatief advies wil geven. Ik ben niet onverdeeld negatief door het hippe interieur en de originele topping. Desalniettemin hangt er een vreemd sfeertje waar ik nogal moeilijk mijn vinger op kan leggen. De norse ober? De prettig gestoorde pizzabakkers? Je ne sais pas.

Het wordt geen maandelijkse vaste waarde, eerder het voordeel van de twijfel.

Ondergronds parkeren

Ik ben voor ondergrondse parkings.

Waarom?

  • Je doktert op voorhand uit dewelke het dichtst bij de eigenlijke eindbestemming ligt.
  • Door de elektronische signalisatie aan de ingang weet je dat er nog een open plaatsje wacht op jou. Bij minder dan 5 stuks rij ik sowieso niet meer binnen. Zo schakel je meteen al de nutteloze parkeerplekken met onmogelijk minieme maten of lomp geparkeerde buurwagens uit.
  • Eens binnen duiden groen knipperende lichtjes tegenwoordig de vrije plaatsen aan.
  • Je wandelt zonder last van meteorologische spelbrekers de parking door en komt op een strategische locatie in de stad terug bovengronds.
  • Je betaalt (in België, in Gent) niet overdreven veel.
  • Een kinderlijk leuk icoontje helpt om jouw precieze plek makkelijker te memoriseren.
  • De automaat aan de slagboom zegt ‘Goede reis!’ inclusief smiley bij het wegrijden.
  • De ondergrond leent zich perfect om eens zonder onverantwoord rijgedrag met piepende banden te vertrekken.
  • Mensen met angst voor donker, lage ruimtes, te veel witte strepen of whatever mogen rustig ademhalen, want ondergrondse parkings zoals P-10 onder het Gentse Sint-Pietersplein (foto hieronder) zijn de toekomst.

Foto: Huug via www.gentblogt.be

Wat wil een chauffeur nog meer?
Ondergronds parkeren, bovengronds paraderen.